Maubuisson

Louise Hollandine van de Palts was prinses, dochter, zus en schilder, maar de laatste 45 jaar van haar leven moeder-overste van de abdij van Maubuisson. Deze abdij is in de middeleeuwen gesticht door de koningin-moeder Blanche van Castilië en was bestemd voor dames zoals zijzelf, vroom, vaak weduwe en welgesteld, zodat zij zich uit de wereld terug konden trekken en zich aan God konden wijden. Maar dan wel in relatief luxe omstandigheden.
Deze abdij was niet zo ver van Parijs gelegen, zodat er contact onderhouden kon worden met de familie, het hof en de Parijse geestelijkheid. Maubuisson bezat uitgestrekte landerijen die werden verpacht en waarvan de opbrengst grotendeels ten goede kwam aan het klooster. De abdij was groot, met een flinke kerk, een kapel, meerdere bijgebouwen en vanaf het midden van de zeventiende eeuw een pensionaat waar meisjes naar toe werden gestuurd om door de zusters te worden opgevoed en onderwezen en zo klaargestoomd werden voor een leven als adellijke dame.
Na de Franse revolutie werd Maubuisson, zoals veel andere kerken en kloosters, opgeheven en gedeeltelijk verwoest. De overgebleven nonnen moesten elders een heenkomen zoeken. Na de Tweede Wereldoorlog werd dat wat er van de abdij over was een monument. Tegenwoordig is het een expositieruimte en is de abdij dus te bezoeken.
Aan het eind van onze Interrail reis hebben we dat dan ook gedaan. Tegenwoordig ligt het park met de abdij in een voorstad van Parijs. Vanaf Gare du Nord duurt het een half uur reizen met een boemeltrein en daarna nog een kwartier lopen om er te komen. Het eerste wat er te zien was, was een eeuwenoude schuur. Een stukje verder het park in staat wat er over is van de abdij. Een vleugel met onder meer de refter, een stukje ruïne van de kerk, het patroon van de kloosterhof en de latrines. In het gebouw was een expositie van een hedendaagse kunstenaar, maar het ging mij natuurlijk om het gebouw. Het was moeilijk me voor te stellen hoe het geweest moest zijn in haar tijd, maar ik wist dat ze daar rondgelopen had. De grote ruimtes met de gewelfde plafonds waren nog intact en in de ontvangstruimte was een videodisplay over de geschiedenis, waarin veel aandacht was voor ‘mijn’ Louise en wat zij voor de abdij betekent heeft. Zo heeft ze nieuwe waterwerken aan laten leggen, een fontein en kanalen,waardoor de hygiëne van de latrines flink toenam.
Ook waren er in de winkel boeken te koop die mij nog veel meer konden vertellen over haar leven daar. Tijdens de wandeling door het park liep ik over de grond waar zij begraven ligt en langs die beroemde latrines. Het is nu een vredige plek, maar ooit moeten er talloze nonnen hebben rondgelopen, pensionaatsmeisjes en iedereen die voor en in de abdij werkte. En ergens daar heeft Louise Hollandine zitten schilderen. Zo kwam ze toch een beetje tot leven.
Wel kwam ik er achter dat ik mijn boek flink zal moeten aanpassen. Maar daar kreeg ik direct zin in.