In september begon ik een kerstverhaal te schrijven. Het was prachtig weer, de zon scheen en het was minstens twintig graden. Dat was lastig. Het verhaal was bedoeld voor ouderen, en ik wilde iets schrijven wat in de winter van ’62-’63 speelde. Die beruchte, hele koude winter. Ik ben zelf geboren in die winter en het verhaal gaat dat ik veel te laat kwam omdat ik het buiten te koud vond. Mijn arme moeder kon met die dikke buik en mijn broer van één maandenlang de deur niet uit. Op zijn verjaardag werd de Elfstedentocht gereden die Reinier Paping won en waarbij de omstandigheden zo extreem waren dat nog geen 60 schaatsers finishten. Die winter dus.
Ook in december was het al koud, dus in mijn verhaal moest goed naar voren komen hoe dat was. Probeer je daar maar eens in in te leven als je in een zomers bloesje buiten zit. Het weer heeft veel invloed op wat ik schrijf. Als het stormt en hagelt gebeurt er in de tekst die ik op dat moment schrijf zelden iets rustigs. En als de zon de hemel uit schijnt, hebben mijn personages moeite tot actie over te gaan. Natuurlijk, als iets snel af moet lukt dat wel. Maar mijn boek over de watersnood heb ik toch vooral in de winter geschreven, toen het zo nu en dan flink waaide.
Ook andere omstandigheden zijn van invloed. Als ik hoofdpijn heb, zijn mijn personages wel eens ziek. En als er een buurman de hele dag met de schuurmachine in de weer is, komt er iets van irritatie in mijn teksten naar voren. Gelukkig corrigeert een goede schrijver de teksten nog talloze malen, dus de lezer merkt daar weinig van. Daar ga ik tenminste vanuit.
Gelukkig werd het na die zonnige dagen toch frisser en donkerder, zodat ik het kerstverhaal toch af kon maken. Het ligt nu bij degene die het voor gaat lezen, zodat zij kan beoordelen of ze dat wel wil. Het is bedoeld als intermezzo bij de kerstconcerten die mijn koor gaat geven. Hopelijk sneeuwt het dan.
ik ben benieuwd Hennie! Ik ga het dan horen tijdens onze concerten!