Nu het zomer is geworden en de corona maatregelen niet zo streng meer zijn, speelt het leven zich steeds meer buiten af. Niet dat ik al die maanden binnen ben gebleven.
Er mocht immers een frisse neus gehaald worden. Zo heb ik dit voorjaar heel veel gewandeld, meestal gewoon hier in de stad. Maar vooral ook op plaatsen buiten de stad, waar het rustig was en waar het steeds meer lente werd. We hebben veel nieuwe gebieden verkend. Ook op de fiets overigens.
De rest van de tijd zat ik thuis. Soms weliswaar in ons tuintje, maar wel altijd met muren om mij heen. Daarom was het twee weken geleden heel prettig een aantal dagen ergens anders te zijn. In een huisje in het bos, met mevrouw eekhoorn als buurvrouw. Het was maar een klein stukje hier vandaan, maar zo’n wereld van verschil.
Geen werk, geen zoombijeenkomsten, geen klussende buurman. Alleen de parkbeheerder op zijn grasmaaier, ruisende bomen en heel veel vogels.
Maar het voelde niet geïsoleerd. Dat kwam doordat het weer mogelijk was om ergens te stoppen met de fietstocht of de wandeling en op een terras een kop koffie te drinken. Of om ‘s avonds uit eten te gaan. Zo sprak ik ook weer eens anderen. Want overal merkte ik dat de mensen die ons koffie brachten heel graag hun hart luchtten over hoe het met ze ging. Ze waren heel blij met hun klanten. Op zo’n week kan ik weer even vooruit.
Overigens zingt ons koor ook weer mèt elkaar, buiten. De eerste keer in het Zuiderpark, daarna bij iemand met een hele grote tuin. Ondanks de afstand die we nog moeten houden, klònk het weer samen. We zien elkaar weer. Toen afgelopen donderdag ook de vogels mee gingen zingen, kreeg ik weer een beetje vertrouwen in de toekomst.
Maar bij de dag leven is nog steeds het beste.