Er is niet veel veranderd sinds de vorige keer dat ik schreef. Iedereen zit nog steeds thuis. Wel zijn we nu maar met z’n tweeën zodat het hier bijna net zo rustig is als voor de coronacrisis. Maar verder zitten we allebei achter een laptop te werken, schijnt de zon de hemel uit en kunnen we bijna nergens heen.
Nu merk ik pas hoe belangrijk die paar dingen zijn die je als schrijver buiten de deur doet. Het in eenzaamheid ploeteren is goed vol te houden als je weet dat je donderdag weer een koorrepetitie hebt. Of in het weekend een etentje met leuke mensen. Of binnenkort een mooie reis. Maar op dit moment heb ik eigenlijk niets om naar uit te kijken en dat maakt het moeilijk.
Natuurlijk spreek ik nog wel eens iemand. De kinderen bellen heel vaak en ook andere familieleden of vrienden zo nu en dan. Met een voortuintje in een leuke straat wonen helpt, er wordt heel wat afgekletst met buren. Regelmatig stuiteren er kinderen langs, ik ben blij dat ze vaak buiten mogen spelen.
Maar alleen zingen vind ik helemaal niet leuk. En niemand weet wanneer we weer kunnen repeteren, dat zou nog wel eens maanden kunnen duren. Gelukkig houden we wel contact en wordt er overlegd over toekomstige programma’s. Zodat we elkaar niet helemaal uit het oog verliezen.
Van schrijven komt niet veel. Het boek over de wereld van Antoni van Leeuwenhoek is bijna af, maar ik moet eerst nog wat research doen voordat ik verder kan. In bibliotheken en archieven. Die nu gesloten zijn. Aan iets nieuws beginnen gaat niet zomaar. Dus lees ik op het moment heel veel, ben, zoals iedereen, aan het opruimen en klussen en probeer me niet te veel zorgen te maken. Maar soms weet ik het niet meer.
In ieder geval heb ik nu weer iets op papier gezet.