Een maand of twee geleden schreef ik een blog over het kiezen van een nieuw onderwerp. Over een aantal van de personen die ik hier noemde ben ik gaan lezen. Vooral de 17e en 18e eeuwse wetenschappers hadden mijn aandacht. Eerst verdiepte ik mij in Simon Stevin, die een heel praktische kijk op de techniek had en bijvoorbeeld het eerste boek over wiskunde in het Nederlands geschreven heeft. Ook pleitte hij voor de invoering van decimale breuken en zorgde hij ervoor dat legerplaatsen strakker georganiseerd werden. Als adviseur van prins Maurits, de aanvoerder van het leger, schreef hij ook over vestingbouw. Hij was betrokken bij de stichting van de eerste ingenieurs opleiding, in Leiden en liet de prins op het Scheveningse strand kennis maken met de zeilwagen. Maar zijn mooiste idee vond ik de Wijsentijt. Volgens hem hadden Adam en Eva in het paradijs Nederlands gesproken, omdat dat de makkelijkste en beste taal zou zijn. Veel Nederlandse termen voor de wetenschap, die we nu nog gebruiken, zoals wiskunde en wijsbegeerte, zijn door hem bedacht.
Daarna verdiepte ik mij in Boerhaave, de beroemde arts die een eeuw later leefde. Herman Boerhaave was eigenlijk voorbestemd dominee te worden, maar raakte op de universiteit veel meer geïnteresseerd in scheikunde, mechanica en wiskunde, en als gevolg daarvan in de werking van het menselijk lichaam. Hij werd hoogleraar, directeur van de Hortus botanicus en vooral leraar in de nieuwe geneeskunde. Vanuit heel Europa kwamen studenten naar Leiden om door hem opgeleid te worden. Maatschappelijke status vond hij niet belangrijk, wat onder meer blijkt uit het feit dat hij nooit een pruik is gaan dragen, iets wat in zijn tijd iedereen die het kon betalen wel deed. Hij deed niet anders dan werken, zodat het bij mij opgekomen idee over zijn vrouw te schrijven wel wat ingewikkeld werd.
De laatste wetenschapper waar ik mij in verdiept heb is Antonie van Leeuwenhoek, die als autodidact zijn microscopen zo fijn sleep dat hij dingen zag die niemand anders kon zien. Zo zag hij diertjes in water en spermatozoïden. Hij is de grondlegger van de microbiologie en was in zijn tijd al wereldberoemd. Als eerste buitenlander werd hij lid van de beroemde Londense Royal Society. Wat voor van Leeuwenhoek als onderwerp pleit is dat hij in Delft leefde, een stad waar in de 17e eeuw veel meer boeiende mensen leefden (Vermeer, bijvoorbeeld) en spannende dingen gebeurden (zoals de ontploffing van het kruithuis) Bovendien is Delft mijn geboorteplaats, en wil ik daar al lang eens over schrijven. Dus ik denk dat het onderwerp zich langzaamaan begint op te dringen.
Wordt vervolgd